Geplaatst op 28 augustus 2012
Harm Wiertz, eigenaar van de Zuid Nederlandse uitzendorganisatie Wiertz Personeelsdiensten spreekt deze maand in zijn column openhartig over de arbeidsmarkt. In zijn ogen is de flexibiliteit de afgelopen 15 jaar steeds verder door geschoten. Wiertz meent dat werkgevers en werknemers baat hebben bij vaste contracten. Dit bevordert de economie. Uitzendorganisaties zouden vooral moeten zorgen voor piek en ziek en voor het overbruggen van een tijdelijke periode op weg naar een vaste baan, aldus Wiertz. Opmerkelijk is verder dat de uitzendbaas in zijn column pleit voor het opnieuw invoeren van de vergunningsplicht voor uitzendorganisaties. “Dit is de enige manier om er voor te zorgen dat malafiditeit uitgebannen wordt” aldus Wiertz.
Lees hieronder de volledige tekst van de column.
Augustus: het mag een beetje minder flexibel
In de aanloop naar de verkiezing wordt er gesproken over het flexibiliseren van de arbeidsmarkt. Vaak wordt er dan bedoeld dat werknemers vogelvrij moeten worden verklaard en dat het voor werkgevers eenvoudiger maar vooral goedkoper moet worden om van mensen af te kunnen komen. Ik heb grote moeite met die opvatting. Ik zal u uitleggen waarom.
Eerst maar eens wat feiten omtrent het fenomeen flexibilisering. De afgelopen vijftien jaar zet de flexibilisering van de arbeidsmarkt door in een rap tempo. In 1997 werkten 1.2 miljoen mensen in Nederland op tijdelijke basis terwijl dat in 2012 2.6 miljoen mensen zijn. Natuurlijk zijn dat niet allemaal uitzendkrachten. Integendeel zelfs. In 1997 waren er in ons land 250.000 uitzendkrachten werkzaam, dit jaar zijn dat er 320.000. Flexibilisering tekent zich dus vooral af buiten de doelgroep uitzendkrachten. Te denken valt dan op de eerste plaats aan een toename van interne flexibilisering. Werknemers werken vaker middels drie achtereenvolgende tijdscontracten bij hun baas. Op de tweede plaats is er een forse toename van het aantal zg. payrollcontracten. Dit betreft medewerkers welke voorheen in vaste dienst waren bij een werkgever en vervolgens door die werkgever worden uitbesteed aan een payrollbedrijf. Dit bedrijf verzorgt niet enkel de loonadministratie maar neemt ook het werkgeverschap op zich. Op de laatste plaats gaat het om een behoorlijke toename van ZZP’ers. Dit zijn min of meer eenmansbedrijfjes welke zich op uurbasis verhuren aan een opdrachtgever. Niet zelden komt het tegenwoordig voor dat werkgevers sommige werknemers naar huis sturen om hen vervolgens als ZZP’er weer in te kunnen huren. Op tijdelijke basis wel te verstaan!
De feiten tonen dus aan dat onze arbeidsmarkt behoorlijk flexibel is. Van mij mag het zelfs iets minder flexibel. Het aandeel uitzendkrachten binnen die flexibele arbeidsmarkt neemt af, zoals ik bovenstaand heb aangegeven. Werkten in 1997 nog 20% van de flexibele krachten via een uitzendovereenkomst, in 2012 is dat percentage gedaald naar 12%. Daar komt overigens nog eens bij, maar dit terzijde, dat het aantal uitzendbureaus de afgelopen 15 jaar is gegroeid van 450 naar 3.500. De groei van het aantal uitzendbureaus en de forse toename van de flexibilisering van onze arbeidsmarkt is het directe gevolg van de in 1999 in werking getreden wet “Flexibiliteit en Zekerheid”. Deze wet verruimde de mogelijkheid om flexibele arbeidsovereenkomsten af te sluiten. Tegelijkertijd werd het vergunningstelsel afgeschaft waardoor uitzendorganisaties zich zonder toestemming of controle van de overheid mogen vestigen.
De Algemene Bond Uitzendorganisaties (ABU) probeert de positie van uitzendorganisaties veilig te stellen door uitzendarbeid de status te verschaffen van goed gereguleerde vorm van externe flexibiliteit. De toename van flexibiliteit buiten de doelgroep uitzendkrachten laat zien dat dit streven tot nu toe nauwelijks lijkt te slagen. Onlangs hebben de ABU en de verschillende vakbonden een akkoord bereikt over de hoofdlijnen van een nieuwe CAO voor Uitzendkrachten. De nieuwe CAO, waarin de arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten zijn geregeld, gaat in op 5 november 2012 en heeft een looptijd van 5 jaar. In de nieuwe CAO zijn ABU en vakbonden het eens geworden over uitgangspunten als gelijk loon naar gelijk werk, aparte beloningsstelsels voor specifieke doelgroepen, bestrijding van malafiditeit en aangescherpte normen voor huisvesting arbeidsmigranten. Op zich bevat die nieuwe CAO natuurlijk lovenswaardige elementen. Tegelijkertijd echter zorgt diezelfde CAO als iedere andere CAO voor steeds stijgende arbeidskosten. Juist die stijging van arbeidskosten zoals bijvoorbeeld het automatisch verhogen van periodieken op basis van leeftijd maakt dat we ons qua loonkosten uit de markt dreigen te prijzen. En werkgevers uiteindelijk van werknemers die te duur geworden zijn af willen.
Minder flexibiliteit en het betrachten van soberheid op het gebied van CAO en loonkosten leidt als u het mij vraagt tot echte oplossingen op de arbeidsmarkt. Het zou de werkgelegenheid en dus de economie bevorderen. Mensen met een vast contract gaan hun toekomst plannen, huizen kopen. Er zou eens goed gekeken moeten worden naar een herijking van de wet “Flexibiliteit en Zekerheid”. Ik ben sowieso een voorstander van het opnieuw invoeren van vergunningsplicht voor uitzendorganisaties! Dit is de enige en zeker een doeltreffende manier om er voor te zorgen dat uitzendorganisaties voldoen aan een hoge kwaliteitstandaard en malafiditeit uitgebannen wordt. De nieuwkomers van de afgelopen jaren zijn immers overwegend niet bij enige bond aangesloten bureaus. Ook het inkorten van de maximale uitzendtermijn zou in overweging kunnen worden genomen. Wie 52 weken bij eenzelfde opdrachtgever aan het werk is heeft zich voldoende bewezen en zou een vast contract moeten krijgen. Uitzendorganisaties zouden geen aanbieder van structurele flexibiliteit moeten willen zijn. Vooral moet het gaan om invulling van “piek en ziek” en de overbruggingstijd op weg naar een vàst dienstverband bij een vàste werkgever. Als aanhanger van het Rijnlands denken geloof ik in solidariteit. Dat werknemer en werkgever in elkaar willen investeren en jarenlang samen op weg gaan.